Stichting Geschiedenis van de Overheidsfinanciën


2023-04

De verzorgingsstaat

Voorjaar 2023

13 april 2022: De verzorgingsstaat


Het thema van de voorjaarsbijeenkomst 2023 is de verzorgingsstaat. Bij een verzorgingsstaat draagt de overheid een (primaire) verantwoordelijkheid voor het welzijn van zijn burgers, zoals gezondheidszorg, onderwijs, werkgelegenheid en sociale zekerheid. Staat de verzorgingsstaat in de 21 e eeuw al dan niet onder druk?


Afhankelijk van de corona-situatie zal de bijeenkomst plaatsvinden op donderdag 13 april 2023 in het Belasting & Douane Museum, Parklaan 14-16, Rotterdam. Het programma loopt van 13.30 uur tot 17.00 uur. U bent vanaf 13.00 uur van harte welkom voor een kopje koffie of thee. Klokke 13.30 uur beginnen de lezingen.


Opgeven voor de bijeenkomst kan via info@sgvdo.nl



De verzorgingsstaat als verwachtingspatroon

Over geschiedenis en de politieke economie van publieke uitgaven

Arthur van Riel

 

Anders dan het politieke debat suggereert, is de Nederlandse welvaartsstaat in de laatste vier decennia niet gekrompen. De reële uitgaven per hoofd aan sociale zekerheid, onderwijs en zorg zijn sinds de zwenking in het sociaaleconomische beleid begin jaren tachtig met de helft toegenomen. En waar er aan het begin van dezelfde periode per honderd inwoners 11 personen werkzaam waren bij de overheid, in het onderwijs of in de zorg, waren dat er in 2021 ruim 15. Wel is de samenstelling van de publieke uitgaven vergaand verschoven en zijn onderliggend de functies van de welvaartsstaat aangepast.


De verwachtingen en zelfs de inhoudelijke begrippen (zoals dat van bezuinigingen) waarmee we de welvaartstaat bediscussiëren zijn gebaseerd op de uitzonderlijke groei van de economie en de beroepsbevolking in de kwarteeuw voor 1971. Daarnaast is ook sprake van een historisch bepaald, statisch beeld van de welvaartsstaat dat deze sterk identificeert met de sociale zekerheid. Zowel de groei van de welvaart als die in de bevolking dalen echter sindsdien, met een effect op het arbeidsaanbod dat door een even uitzonderlijke verhoging van de arbeidsdeelname is gecompenseerd. Aangezien de prognoses voor de komende decennia suggereren dat door vergrijzing de omvang van de beroepsbevolking zal stagneren en ook de economische groei zich verder zal beperken, staat de toekomst van de welvaartstaat met dat alles onder druk. Dat is specifiek het geval door geïnstitutionaliseerde verplichtingen die dwingen tot een reële uitgavengroei (zoals het open pakket in de zorg) of de personele invulling van publieke diensten, en niet zoals bijvoorbeeld de CPB-houdbaarheidssommen uitgaan van constante arrangementen.


De Nederlandse welvaartsstaat is met dat alles niet per se onhoudbaar, maar zonder vergaande keuzes die specifieke functies prioriteren en binnen smallere financiële en personele kaders passen, zal deze zichzelf op wezenlijke punten uithollen en wel daar waar de effectieve politieke vertegenwoordiging het zwakst is. Daarmee dreigen zowel de productieve bijdrage van de welvaartsstaat als de functies daarvan op het gebied van inkomensverevening en risicodeling te worden aangetast. Zonder een dergelijke prioritering zal uiteindelijk alleen de wal het schip van de politieke economie van de welvaartsstaat weten te keren.



Incomes Policies, Welfare State Development, and the Notion of the Social Wage

Dennie Oude Nijhuis

 

Political economists have long argued that the success of post-war incomes policies rests on national systems of political exchange under which governments used welfare benefits to compensate labor unions for delivering wage restraint. This view is, however, problematic for a number of reasons. In this presentation I will emphasize that incomes policies generally arose under economic circumstances that left little room for welfare state expansion and instead often forced governments to embark on austerity measures. Based on an analysis of British and Dutch efforts to set up incomes policies and expand the boundaries of the welfare state, I will further argue that post-war wage settlements under which labor unions moderated their wage demands (or better, reserved part of the margin for pay increases) to finance welfare state expansion typically had little to do with government attempts to obtain union support for incomes policies. Instead, they depended on organized labor’s willingness to accept that public welfare improvements added to the social wage and were therefore at least partially to be financed by workers themselves.

Share by: